Sorry, you need to enable JavaScript to visit this website.
Overslaan en naar de inhoud gaan

De meningokok: meestal onschuldig, toch berucht

De kans bestaat dat je meningokokken bij je draagt – zonder dat je er erg in hebt. Desondanks heeft de meningokok een beruchte reputatie. Waarom? De bacterie is verantwoordelijk voor ongeveer 15% van alle bacteriële hersenvliesontstekingen.

De meningokok: meestal onschuldig, toch berucht

Officieel heet de meningokok: Neisseria meningitidis. Naar schatting draagt 10 tot 20% van de mensen deze bacterie bij zich. In de neus en keel.

De bacterie is besmettelijk. Maar lang niet zo erg als een verkoudheid of de griep. Toch kunnen meningokokken overstappen naar een andere gastheer. Via een flinke hoestbui of niesaanval. Daarnaast is innig contact zoals zoenen een besmettingsweg.

Raak je ermee besmet én word je er ziek van? Dan heb je meningokokkenziekte. Naast hersenvliesontsteking kan de meningokok bloedvergiftiging veroorzaken (sepsis).
 

Meningokokkenziekte

De kans om te overlijden aan meningokokkenziekte is groot. In slechts een paar uur kan de ziekte ernstig worden. Soms gaat dat snel. Zo snel dat de behandeling (met antibiotica) in het ziekenhuis niet meer mag baten. Concreter: 5 tot 10% van de patiënten met een ontstoken hersenvlies overlijdt. Een bloedvergiftiging wordt 20 tot 50% van de zieken fataal.

‘De kans om te overlijden aan meningokokkenziekte is groot.’

Kortom, meningokokkenziekte is levensbedreigend. Maar de kans is (heel) klein dat je de ziekte krijgt. In 2022 was de incidentie in Nederland: 0,23 gevallen per 100.000 inwoners. En dat betekent? Even omrekenen: ongeveer 40 Nederlanders kregen in 2022 meningokokkenziekte.

Een levenslange nasleep

Mensen die de ziekte overleven, krijgen vaak last van restverschijnselen. Zoals epilepsie. Sommigen worden doof. Anderen krijgen oogafwijkingen. Concentratieproblemen komen ook voor. En als laatste een extreem voorbeeld: bloedvergiftiging kan zó ernstig verlopen dat een arm of een been dreigt af te sterven. Het gevolg is amputatie. Een noodzakelijk kwaad om te overleven.

Ingrijpen vóórdat de meningokok z’n kans grijpt

Het risico op meningokokkenziekte is niet altijd zo laag geweest. In 1993 was het risico 10 keer zo hoog. Waaraan hebben we die daling te danken? Met name aan het Rijksvaccinatieprogramma. In 2002 nam de Rijksoverheid voor het eerst een meningokokkenprik op in dit vaccinatieprogramma. Peuters van 14 maanden konden die prik krijgen.

Maar de vaccinatie beschermde ‘slechts’ tegen één type meningokok (type C). En er zijn er 13. Waarvan 4 ziekmakend (type B, C, W135 en Y). Dus wat gebeurde er? Tussen 2015 en 2018 was er een piek in ziekte- en sterftegevallen door een ander type (W135). Sindsdien krijgen kinderen van 14 maanden en 14-jarigen een vaccinatie aangeboden die ze beschermt tegen type A, C, W135 en Y.

mengigkokken

Misschien denk je nu: waarom krijgt niet iedereen een vaccin aangeboden tegen zo’n gevaarlijke infectieziekte? Goede vraag. Dat heeft te maken met groepsimmuniteit. Een woord dat je vast eerder hebt gehoord op het nieuws tijdens de coronapandemie.

Een korte uitleg: deze leeftijdsgroepen (kinderen van 14 maanden en 14-jarigen) spelen een grote rol in de verspreiding van de bacterie. Zijn zij gevaccineerd? Dan zijn ze niet meer besmettelijk (en uiteraard beschermd tegen de ziekte). Daardoor verspreiden de meningokokken zich langzamer – ook onder mensen met een andere leeftijd. En zo heb ook jij minder kans om ziek te worden als je niet bent gevaccineerd. De Rijksoverheid verwoordde het eerder als volgt: ‘Dit is de meest efficiënte manier om de toename te stoppen met een beperkte hoeveelheid vaccins.’

En ter afsluiting: bovenop vaccineren kun je besmetting met de meningokok voorkomen door algemene hygiënemaatregelen in acht te nemen. Zoals je handen wassen.

Risicogroepen

De een heeft een neus en keel vol meningokokken. En de ander wordt er ernstig ziek van. Het is onduidelijk waarom dat zo is.

Het is wel duidelijk wie een grotere kans hebben op een infectie: meningokokkenziekte komt vaker voor bij kinderen onder de 5 jaar, tieners en jongvolwassenen. Verder zijn er een aantal risicofactoren vastgesteld die niets met de leeftijd te maken hebben.

Je loopt bijvoorbeeld een groter risico op infectie:

  • als je net de griep hebt gehad;
  • als je geen (goed werkende) milt hebt;
  • als je afweersysteem slecht functioneert;
  • als je een ziekte hebt zoals kanker, suikerziekte, COPD en hiv.

Bronnen

Pagina beoordelen Like Dislike
Deze vraag is om te controleren dat u een mens bent, om geautomatiseerde invoer (spam) te voorkomen.