‘Ik wist toen dat hij er weer was’
Lisette aait over de tatoeage op haar pols. ‘Carpe diem’ staat er op met een hartje en de letter J erbij. ’’Als er iets is wat ik van de periode dat John ziek was heb geleerd, is het dat je moet genieten van leven.’’ Haar man lag een maand op de IC met COVID-19, waarvan een paar weken in coma. Haar verhaal over de ziekenhuisopname is onderdeel van een drieluik. Ook haar man John en IC-verpleegkundige Trudi Boeter vertellen hun verhaal.

In gedachten gaat de Zeeuwse terug naar een zaterdagmiddag, nu anderhalf jaar geleden. Huilend rijdt ze van het ziekenhuis naar huis. Het gaat bergafwaarts met haar man die een paar dagen eerder is opgenomen met corona. Hij heeft steeds meer zuurstof nodig en is slechts bij vlagen aanspreekbaar.
Stomverbaasd is ze als ze een appje krijgt van een tennisvriend van John: ‘fijn hè, dat het weer zo goed gaat met John’. Blijkt dat John zojuist zijn tennismaatjes heeft geappt om te vertellen dat hij zich veel beter voelt. Ze blijft een niet-pluisgevoel houden en dat blijkt juist. John stuurde het berichtje precies op een zeldzaam helder moment na een net weer verhoogde dosis zuurstof. ’’Ik begreep er niets van’’, schudt Lisette haar hoofd.
Die nacht wordt ze uit bed gebeld. ‘Mevrouw Martens, het is tijd voor de volgende fase’, hoort ze. Waarop Lisette meteen weet dat John naar de IC gaat en daar aan een beademingsbuis gaat en in slaap wordt gebracht.
‘Ik kreeg zijn trouwring in een zakje’
Met haar jongste zoon snelt Lisette naar het ziekenhuis om afscheid te nemen. ’’Het was heel heftig. Ik kreeg zijn trouwring in een zakje en heb een knuffel gegeven. Ik zei ‘ga vechten’ en hij antwoordde ‘ik ga helemaal niets doen’. En weg was hij.’’ De volgende avond wordt ze opnieuw gebeld door het ziekenhuis. De IC is overvol en John wordt naar een ander ziekenhuis gebracht. ’’Gelukkig werd dat het Erasmus MC en niet het UMC Groningen.’’

De weken die volgen in Rotterdam lijken zo afkomstig uit de film Groundhog Day. Alle dagen lijken op elkaar en duren eindeloos lang. ’s Ochtends belt ze met het ziekenhuis, daarna met haar ouders en oudste zoon. Dan maakt ze een beetje schoon en gaat ze met haar jongste zoon, naar het ziekenhuis. Die zoon wacht in de auto terwijl ze zelf vol stress het ziekenhuis inloopt.
Elke dag een uur
Voor de IC verzamelen alle naasten zich. ‘Hoe gaat het met die van jou?’, klinkt het over en weer. Altijd wordt wel een familielid apart geroepen omdat er iets niet goed is. Telkens hoopt Lisette vurig dat zij gewoon de sluis naar de IC kan instappen. En dat ze daarna van top tot teen gehuld in beschermende kleding Johns kamer in mag. Elke dag mag ze een uur bij hem zijn. De minuten sluipen voorbij. Terwijl ze tuurt naar alle monitoren en slangen die zijn bed omringen en luistert naar de verontrustende piepjes die er vanaf komen.

IC-dagboekje
Van een IC-verpleegkundige krijgt ze de tip om ‘gewoon met John te gaan praten’. Ook gaat ze muziek van André Hazes voor hem draaien. Daarnaast begint ze op aanraden van de verpleegkundige foto’s te maken en in het IC-dagboekje te schrijven. ’’Het maken van foto’s vond ik eerst stom. Maar achteraf is het enorm fijn om foto’s te hebben. Je kunt aan niemand uitleggen hoe je man erbij ligt. Ook lees ik nog met enige regelmaat in het dagboekje. Ik heb er John uit voorgelezen toen hij wakker werd. Om hem bij te praten over wat allemaal met hem gebeurd was. Hij had geen idee.’’
In het begin heeft ze de neiging om tussendoor heel vaak naar het ziekenhuis te bellen. Maar dat gaat ze steeds minder vaak per dag doen. ’’Ik kreeg elke keer ‘shit’ te horen. Elke dag testte hij opnieuw positief op corona en was er wel weer iets wat niet goed ging.’’
Als zijn nieren ermee ophouden en hij aan de dialyse moet, begint Lisette steeds vaker te denken dat John het niet gaat redden. ’’Ik vergeet nooit dat ik naar buiten keek en een rouwauto voorbij zag rijden met het lichaam van een arts erin die door corona was overleden. Langs de weg vormde zich een erehaag van mensen met rozen’’, vertelt ze terwijl ze hoorbaar slikt. ’’’Dat zou mooi zijn voor het afscheid van John’, dacht ik toen.’’

Na een kleine twee weken wordt de slaapmedicatie afgebouwd. Met horten en stoten. De beademingsbuis gaat eruit. Maar algauw wordt John weer in slaap gebracht omdat zelfstandig ademen nog niet goed lukt. Ook heeft hij een delier waardoor hij onrustig is en vastgebonden moet worden aan zijn bed.
Steeds meer heldere momenten
Voor Lisette is het de grote vraag hoe John uit zijn comafase zal komen. ’’Zijn nieren deden het weer. Maar ik heb de artsen letterlijk gevraagd hoe hij er mentaal uit zou komen. Wat had ik aan een man wiens nieren werken, maar waarvan het hoofd het niet meer doet en die mij niet herkent.’’
Niet veel later wordt de grote beademingsbuis in zijn keel vervangen door een kleinere slang die aangesloten wordt op een canule in zijn keel. John wordt sneller wakker en lijkt een stuk helderder. Na een dag of zeven zegt hij opeens ‘pas op je knie’, als Lisette hem ergens bij wil helpen. ’’Ik wist toen dat hij er weer was.’’
‘Na een dag of zeven zegt hij opeens ‘pas op je knie’, ik wist toen dat hij er weer was.’
John begint zich te beseffen dat hij op de IC van het Erasmus MC ligt. Daarna volgen er nog een paar weken in het Amphia Ziekenhuis in Breda. Vanaf dat moment gaat zijn herstel supersnel, zowel mentaal als lichamelijk. Na drie maanden is er een terugkomdag op de IC. Lisette en John praten onder meer met IC-verpleegkundige Trudi Boeter. ’’Ik herinner me nog heel goed dat Trudi heel nadrukkelijk vroeg hoe het met mij ging. Tot dan toe had alles om de zorg voor John gedraaid.’’

‘Let op jezelf, is iets wat je altijd tegen anderen zegt’
Dat het niet goed gaat met Lisette, merkt ze korte tijd later als John weer halve dagen wil gaan werken. ’’Hij ging weer halve dagen aan de slag en ik dacht dat ik zelf ook wel weer volle dagen kon gaan werken.’’ Maar ze komt algauw van een koude kermis thuis. ’’Ik kon me niet goed concentreren, was gestrest en boos. Mijn werkgever heeft me naar de bedrijfsarts gestuurd.’’
Die concludeert dat hele dagen werken nog helemaal geen goed idee is. ’’Maanden aan stress kwam eruit. Mijn energie was volledig op.’’ Ook komt ze terecht bij een psycholoog die haar duidelijk maakt dat ze haar eigen gevoelens serieus moet nemen. ’’Let op jezelf, is iets wat je altijd tegen anderen zegt.’’ Pas een jaar later begint Lisette zich weer goed te voelen. ’’Al ben ik nog steeds niet helemaal hersteld. Ik raak makkelijk van slag.’’

Ze leest nog steeds wel eens in het IC-dagboekje en leest ook af en toe de appjes terug van de appgroep die ze met vrienden en bekenden had tijdens Johns ziekenhuisverblijf om iedereen gelijktijdig op de hoogte te houden. ’’En pas heb ik een terrasje gepakt met een vrouw wiens man ook uit Breda komt en die tegelijkertijd met John in het Erasmus lag.’’
Toch bracht corona ook mooie dingen. Lisette werkt nog steeds twee dagen per week bij haar oude werkgever, maar is ondertussen haar eigen bedrijfje begonnen in wandeltrainingen. Dat geeft veel energie, vertelt ze als ze weer even op haar tatoeage wijst. Die staat symbool voor dankbaarheid. ’’Je neemt alles in je leven voor lief. Totdat je beseft dat het zo over kan zijn.’’ Om diezelfde reden kochten John en zij ook een appartement pal aan de Vlissingse kust. ’’Dat wilden we al jaren. Nu hebben we de knoop doorgehakt. Om écht meer van het leven te gaan genieten.’’