'Medicijnen die je niet neemt, werken ook niet’
Leestijd: 3 minuten
Als je medicijnen krijgt voorgeschreven, is het de bedoeling dat je ze gebruikt. Klinkt logisch, maar toch heeft één op de drie mensen daar moeite mee. Jacqueline Hugtenburg doet onderzoek naar therapie(on)trouw, in de hoop oplossingen te vinden. Ze is universitair hoofddocent van het Amsterdam UMC en apotheker in Amstelveen.
De cijfers liegen er niet om. ’’Eén op drie mensen geeft aan dat ze minder dan 95 procent gebruiken van wat ze krijgen voorgeschreven,’’ vertelt Jacqueline Hugtenburg.
Dit patroon komt bij alle aandoeningen voor en ook bij alle soorten medicatie voor van pillen tot injecties. ‘’Bij kanker zou je denken ‘als je niet therapietrouw bent, ga je dood’. Toch zie je ook daarbij dat mensen stoppen of minderen met medicatie.’’
Met collega’s doet Jacqueline Hugtenburg al jarenlang onderzoek naar redenen waarom mensen hun medicijnen niet innemen én naar manieren om te zorgen dat ze dit wel doen.
Behandeling werkt minder goed
Therapietrouw is bij elke behandeling belangrijk, vertelt de universitair hoofddocent en apotheker. ’’Je weet niet wat het zogenaamde afkappunt is per behandeling. Kortom, bij hoeveel minder medicijn het middel niet meer werkt. Maar het is natuurlijk wel zo dat pillen die je niet neemt, ook niet werken.’’
Ze wijst erop dat er studies zijn naar bijvoorbeeld medicijnen bij astma en kanker en naar cholesterol- en bloeddrukverlagers waaruit blijkt dat behandelingen minder goed werken wanneer mensen minder medicijnen nemen dan voorgeschreven. ’’Laat dat een goede waarschuwing zijn.’’
De gedreven zorgprofessional en haar collega’s startten vijftien jaar geleden met onderzoek naar therapietrouw. Dat deden ze op het moment dat veel medicijnen die je vroeger in het ziekenhuis kreeg via een infuus - zoals kankermiddelen - in pil- of tabletvorm beschikbaar kwamen.
’’Als jij een afspraak voor een infuus in het ziekenhuis mist, word je gebeld en kom je alsnog.’’ Maar op mensen die zichzelf bijvoorbeeld thuis moeten injecteren met een medicijn heb je volgens haar ‘minder zich en grip’
Veel nieuwe behandelmogelijkheden
Een tweede reden voor het starten van het therapietrouwonderzoek was dat rond dezelfde tijd veel medicijnen voor kanker op de markt kwamen voor aandoeningen die tot dan toe ongeneeslijk of onbehandelbaar waren, zoals kleincellige longkanker, uitgezaaide borstkanker, chronische myeloïde leukemie (cml) en nierkanker.
’’Er kwamen nieuwe behandelmogelijkheden bij en daarvan is het altijd belangrijk om het gebruik ervan in de dagelijkse praktijk te onderzoeken.’’
Volgens Jacqueline Hugtenburg zijn er legio redenen waarom mensen afwijken van hun behandeladvies.
Een veelvoorkomende angst bij mensen die zichzelf moeten injecteren met een medicijn is prikangst. Ze vinden de naald zo groot en/of eng of zijn bang dat ze het verkeerd doen, dat ze hun medicatie liever niet gebruiken.
Een andere belangrijke reden voor therapietrouw is bijvoorbeeld dat mensen een ingewikkeld kuurschema gebruiken. ’’Ze moeten dan bijvoorbeeld vier weken lang elke dag medicijnen gebruiken en dan twee weken niet. Dat kan lastig zijn om te onthouden.’’
‘Het innemen van medicijnen kan behoorlijk puzzelen zijn voor mensen’
Maar ook kunnen de gebruiksvoorschriften leiden tot therapieontrouw. ’’Als je geneesmiddelen hebt die je tijdens het ontbijt moet innemen, onthoud je dat wel. Maar zodra er meerdere slikmomenten bij komen omdat je andere medicijnen gebruikt. Of wanneer je medicijnen krijgt die je twee keer per dag op een lege maag moet innemen, wordt het ingewikkelder.’’
Dit is vaak een probleem voor mensen met een ‘chronische’ kankersoort. ’’Mensen kunnen langdurig blijven werken en er een druk sociaal leven op nahouden. Dan kan het behoorlijk puzzelen zijn met je medicijngebruik.’’
Liever ernstige bijwerkingen
Verder zijn bijwerkingen een belangrijke reden voor mensen om innames over te slaan of te stoppen met hun behandeling. Zeker als ze langdurig ziek zijn. Jacqueline Hugtenburg noemt als voorbeeld een onderzoek waarbij ze betrokken is, onder vrouwen die behandeld zijn voor hormoongevoelige borstkanker.
’’Door behandeling met anti-hormonale medicijnen kun je het risico op terugkeer van de ziekte verkleinen. Maar vrouwen kunnen ondertussen wel last krijgen van vervelende bijwerkingen zoals opvliegers, slecht haar, gewrichtspijn en huidklachten. Als dat dag in, dag uit zo is, kan het een reden zijn om je medicijnen te laten staan. Uit onderzoek blijft dat patiënten vaak liever een korte periode ernstige bijwerkingen hebben, dan een langere periode ernstige bijwerkingen.’’
Er zijn echter net zoveel reden voor therapieontrouw te bedenken als dat er oplossingen zijn, weet de universitair hoofddocent, die zelf bij meerdere studies over oplossingen betrokken is.
Zo lopen er diverse studies naar de inzet van e-health. ’’We doen onderzoek naar een elektronisch medicijndoosje voor mensen met cml dat het innemen van medicatie registreert. Op die manier kun je over een langere periode bijhouden hoe iemands medicijngebruik is.’’
Verband met bijwerkingen
Ook doet het VUmc met het Integraal Kankerinstituut Nederland (IKNL) onderzoek naar bijwerkingen en therapietrouw en hoe e-health daarbij helpt. ’’Als mensen bijwerkingen kunnen opzoeken en begrijpen dat ze erbij horen, zullen ze minder snel geneigd zijn om te stoppen.’’
Volgens Jacqueline Hugtenburg is het ‘mooie aan al die onderzoeken’ dat je de kennis van de ene studie, kunt meenemen naar het volgende. ’’En als het even kan ook in de praktijk implementeren.’’
‘Geen mens is gek op het innemen van medicijnen’
Ze is blij dat ze zelf nog altijd werkt als apotheker. ’’Nu doe ik bijvoorbeeld ook onderzoek naar veelvoudig medicijngebruik bij ouderen. Het is dan heel handig om tijdens mijn werk in de apotheek mensen te vragen waar zij tegenaan lopen.’’
Toch maakt ook zij soms mee dat je tegen sommige patiënten kunt blijven praten als Brugman. ’’Geen mens is gek op het innemen van medicijnen. Maar je hebt ook hele achterdochtige mensen, die hun eigen gebruiksschema bedenken. Daar doe je soms niets aan,’’ vervolgt ze. ’’Je kunt mensen niet dwingen. Uiteindelijk is het de patiënt zelf beslist wat hij doet.’’